Dirkzwager legal & tax

Ontbinding van een postcontractueel concurrentiebeding: recht op vergoeding vervalt ex nunc
24 September 2018

Het postcontractuele concurrentiebeding is altijd een interessant onderwerp voor Nederlandse werkgevers en werknemers, omdat de wettelijke situatie hieromtrent sterk verschilt naar Duits en Nederlands recht. Ik heb hierover al eerder artikelen geschreven. In januari heeft het Bundesarbeitsgericht (BAG) hieromtrent opnieuw een belangrijke uitspraak gedaan (BAG vonnis d.d. 31 januari 2018, 10 AZR 392/17).

Casus
Eiser was sinds 1 februari 2014 bij gedaagde in dienst en heeft zijn dienstverband per 31 januari 2016 opgezegd. In zijn arbeidsovereenkomst was een postcontractueel concurrentiebeding voor de periode van drie maanden opgenomen en een vergoeding hiervoor ter hoogte van 50 % van de laatst ontvangene vergoeding. Vanaf februari 2016 ontving eiser een werkloosheidsuitkering. Aangezien gedaagde de vergoeding voor het postcontractuele concurrentiebeding in februari 2016 niet betaalde, claimde eiser op 1 maart 2016 betaling en stelde hierbij gedaagde een termijn tot 4 maart 2016. Aangezien de betaling achterwege bleef, heeft eiser aan gedaagde op 8 maart 2016 een e-mail gestuurd met de mededeling dat hij zich niet langer aan het concurrentiebeding gebonden acht. Later vorderde hij een vergoeding voor de maanden februari tot april 2016. Eiser beweerde dat hij niet eenzijdig afstand heeft gedaan van het concurrentiebeding. Gedaagde was van opvatting dat eiser het beding door de e-mail van 8 maart 2016 rechtsgeldig heeft opgezegd. De rechter in eerste aanleg heeft eiser volledig in het gelijk gesteld en gedaagde tot betaling veroordeeld. In hoger beroep heeft de rechter gedaagde tot betaling van de vergoeding voor de periode 1 februari 2016 tot 8 maart 2016 veroordeeld. Eiser is tegen de afwijzing van een vergoeding voor de periode van 9 maart 2016 tot 30 april 2016 in hoger beroep gegaan. Het hoger beroep had geen succes.

Beslissing BAG
In de jurisprudentie van het BAG is reeds bepaald dat concurrentiebedingen als wederkerige overeenkomsten in de zin van §§ 320 ff. BGB vallen aan te merken (BAG, NZA 2005, 411; GWR 2017, 367, beck-online). De verplichting tot het betalen van een vergoeding en de verplichting om niet bij de concurrentie aan de slag te gaan worden over en weer gevestigd. Komt één van de partijen haar verplichting niet na, dan kan de andere partij van het concurrentiebeding terugtreden, zelfs indien de wettelijker voorwaarden voor de “Rücktritt” van toepassing zijn (§§ 323 ff. BGB). Een ontbinding werkt daarbij ex nunc. Dit wil zeggen dat de wederkerige verplichtingen voor de periode ná ontvangst van de opzeggingsverklaring komen te vervallen. In deze zaak heeft gedaagde de overeengekomen vergoeding niet betaald, waardoor de eiser tot ontbinding gerechtigd was. De e-mail van eiser van 8 maart 2016 is naar oordeel van de rechter een geldige ontbinding van het concurrentieverbod. Daarmee vervalt met ingang van 9 maart 2016 het recht van eiser op betaling van de vergoeding. Vanaf die dag is hij ook niet meer aan de verplichting uit het concurrentiebeding gebonden. De rechter heeft de door de werkgever gestelde termijn van enkele dagen als redelijk beschouwd.

Conclusie
Indien een werkgever zijn verplichting tot betaling van een vergoeding uit een concurrentiebeding niet nakomt, dan is hij in verzuim en ontstaat daarmee de mogelijkheid om een ongewenst concurrentiebeding aan te tasten. Dit zal echter alleen zinvol zijn als de werknemer onmiddellijk in de betreffende branche wil gaan werken. Anders zou het versturen van een ingebrekestelling en het vorderen van een vergoeding wegens vertragingsschade de betere optie zijn om het recht op betaling niet kwijt te raken.


» Ga naar de link
Contactgegevens
Dirkzwager legal & tax
Van Schaeck Mathonsingel 4
6512 AN Nijmegen